Ik kwam van een bijeenkomst af en terwijl ik naar huis reed, dacht ik: was het dit waard? En tegelijkertijd vroeg ik me: wat is dit? Moet altijd alles iets waard zijn?
En dit had alles te maken met een ontevreden gevoel. En er eigenlijk achter komen dat waar ik die avond voor gekozen had, ik eigenlijk niet leuk vond. Maar tegelijkertijd mag ik het van mezelf niet niet leuk vinden. En wanneer is het niet leuk: wanneer het niet aan je verwachtingen voldoet. En dat ligt dan aan de ander………of toch aan mezelf.
Soms doe ik aan iets mee uit gewoonte. Gewoon om dat het de vorige keer zo ging, de keer ervoor en daarvoor ook. En van al die keren waren er leuke momenten. En dus doe ik de volgende keer weer mee. Die volgende keer ben ik vermoeider dan anders, en eigenlijk zou ik liever kiezen om thuis op de bank te gaan hangen, even niets. Maar als ik iets toegezegd heb, dan doe ik dat ook. Dus ik ga toch. En eigenlijk hoop ik dat de bijeenkomst dusdanig leuk is dat ik er energie van krijg, dat mijn vermoeidheid naar de achtergrond verdwijnt.
Maar misschien zijn de anderen ook moe, of niet in de stemming. De bijeenkomst met een groepje vrouwen die ooit elkaar konden inspireren is niet meer dan een oppervlakkig babbelavondje. En ik heb niet de energie omdat te keren. Het is mijn rol ook niet, ik ben één van de deelnemers en niet de leider. En ik kan de leidersrol niet pakken. Ik ben te moe.
En als ik dan naar huis rijd, vraag ik me af, was het dit, wat weet ik nu van de anderen. Ik voel me schuldig omdat ik er meer energie in had kunnen steken, maar tegelijkertijd, waarom ik?
Ik besluit: zo wil ik het niet, en ik ga vanuit die energie de dames een mail sturen, ik wil het anders, ik wil wel weer de leiding nemen, zorgen dat een volgende bijeenkomst een thema heeft, een workshop. Zoals we ooit begonnen waren. Ik word zelf enthousiast.
De dames niet, en wellicht is het het geschreven woord dat he weerhoud enthousiast te zijn, de een reageert niet, de ander denkt dat het aan haar ligt, en nog anderen zijn wel enthousiast, maar er zit ook een maar in.
En ik besef dat dat wat was, je niet meer terug kunt halen. We gingen ooit naar een andere vorm. En misschien is dat voor die anderen wel oke. Ik wil niet trekken, pushen, overhalen.
Ik wil mijn hart volgen en die zegt: stop hiermee. Denk terug aan de leuke tijd, aan de dingen die jullie samen gedaan hebben. Blijkbaar is het nu tijd voor andere dingen, andere manieren, misschien andere mensen.
De ja maars in mijn hoofd: maar het was zo leuk, maar het heeft me, maar moet ik niet, maar maar maar. Ik laat ze los. Blijkbaar is dit hoofdstuk in mijn boek klaar. Ik denk terug aan een mooie tijd, en koester de herinneringen. Maar soms moet ik nee zeggen: vooral tegen mezelf.